Steeds meer projecten in de publieke sfeer komen tot stand in ad hoc-constructies van provincies, gemeenten, regio’s en ondernemingen. Om daarop democratisch toezicht te organiseren, zou er één projectonafhankelijke informatiebeheerder moeten komen die voortgangsrapportages opstelt die zijn geschreven vanuit de informatiebehoefte van de parlementariërs en niet vanuit de belangen van de projectleiders.
Volgens het boekje hebben we in Nederland drie bestuurslagen: rijk, provincies en gemeenten. De praktijk is anders. Grote gemeenten zijn georganiseerd in deelgemeenten. Er zijn Kaderwetgebieden en er zijn allerlei regionale samenwerkingsorganen.
Per 1 juli is bijvoorbeeld de Leidse Regio gefuseerd met de Duin- en Bollenstreek en heet dat gewest nu Holland-Rijnland. Dit samenwerkingsverband maakt weer onderdeel uit van het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel. Andere platforms die aan de weg timmeren zijn het Samenwerkingsverband Noord-Nederland en Brabantstad.
Het is goed en begrijpelijk dat bestuurders elkaar opzoeken om specifieke activiteiten ad hoc te organiseren. Het hoort bij onze gecompliceerde samenleving dat het bestuur fijnmazig is en het schaalniveau kiest dat bij een bepaald onderwerp past.
Het probleem is dat de democratische controle uitsluitend op de drie klassieke niveaus van rijk, provincies en gemeenten is georganiseerd. Daardoor kan geen enkele gemeenteraad of Provinciale Staten de projecten en de samenwerkingsresultaten volledig overzien. Bovendien werken de bestuurlijke platforms op basis van collectieve besluitvorming. Het is daarmee onmogelijk één eerstverantwoordelijke bestuurder aan te wijzen.
De bestuurders en hun projectleiders stellen natuurlijk periodiek rapportages op. Maar die verslagen zijn geschreven vanuit het perspectief van de projectverantwoordelijken en niet vanuit de informatiebehoefte van de volksvertegenwoordigers.
Tegenmacht
Wat nodig is, is een tegenmacht van volksvertegenwoordigers die past bij de gecompliceerdheid van deze samenwerkingsvormen. Daarvoor is het essentieel dat de informatievoorziening deugt. Die mag niet gekleurd zijn door de bril van de bestuurders die verantwoordelijk zijn voor het project. En zij moet toegesneden zijn op de informatiebehoefte van de volksvertegenwoordigers. De aandacht moet dus uitgaan naar hoofdvragen als: welke voortgang wordt geboekt, welke veranderingen vinden plaats ten opzichte van de voorgenomen uitvoering, waar zitten de knelpunten in de samenwerking, hoe worden de budgettaire kaders gehandhaafd? Bestuurders zullen de neiging hebben dit soort netelige kwesties niet expliciet uit de doeken te doen. Daarom moet de informatievoorziening niet in handen zijn van de bestuurders, maar van de volksvertegenwoordigingen.
De volksvertegenwoordigingen kunnen bij een nieuwe samenwerkingsvorm een convenant sluiten waarbij zij een informatiebeheerder in het leven roepen. Deze beheerder volgt het project op de voet. Hij heeft de taak ervoor te zorgen dat gemeenteraden, Staten, belangengroepen en het publiek op adequate wijze worden geïnformeerd over de voortgang.
De praktijk van dit moment is dat de communicatie over de voortgang in handen is van de projectdirecteur en zijn communicatiemensen, die werken onder de verantwoordelijkheid van de bestuurders. Dat maakt de volksvertegenwoordigers volstrekt afhankelijk van wat de projectleiding naar buiten brengt. De informatiebeheerder die ik voorstel, zou werken in opdracht van de volksvertegenwoordigers en niet van de projectverantwoordelijken.
De informatiebeheerder krijgt toegang tot vrijwel alle informatie over het project, maar de bestuurders mogen een besloten deel houden waarin zij hun politieke compromissen kunnen sluiten. In de praktijk zal de beheerder, als hij zijn werk goed doet, toch wel inzicht krijgen in zaken die zich in de beslotenheid afspelen.
De beheerder brengt periodiek verslag uit aan zijn opdrachtgevers in op maat gemaakte rapporten. Geen ontoegankelijke documenten waarin de essentie is weggestopt, maar een rapportage op hoofdlijnen, die aangeeft welke voortgang wordt geboekt en welke expliciete en impliciete besluiten zijn genomen. Een dergelijke informatiebeheersfunctie kan worden uitbesteed aan adviesbureaus die zullen moeten concurreren in kwaliteit van de rapportage en in politiek en bestuurlijk inzicht.
Naar aanleiding van het verslag van de informatiebeheerder kan elke volksvertegenwoordiging besluiten om een bestuurder ter verantwoording te roepen. Als de informatiebeheerder zijn rapportage niet sluitend heeft gekregen, kan hij dat probleem signaleren. Het is vervolgens aan de volksvertegenwoordigers om al of niet actie te ondernemen.
Als het op een evenwichtige wijze wordt uitgevoerd, vergroot het model van de informatiebeheerder het draagvlak voor het project in de omgeving. Doordat het informatiemonopolie wordt doorbroken, ontstaat er evenwicht tussen de projectbestuurders en –uitvoerders aan de ene kant en de volksvertegenwoordigers en belangengroepen aan de andere kant.
(Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, 10 augustus 2004)