mrt 192012
 

De Tweede Kamer heeft flink haar tanden laten zien bij het behandelen van de Nota Ruimte. Meer dan honderd moties zijn er ingediend. Dat is een goede start van de parlementaire controle op het ruimtelijk beleid van het kabinet, maar hoe lang zullen de parlementariërs dat volhouden? Wie bewaakt de continuïteit?

In 2004 zijn de voorbereidingen getroffen voor de uitvoeringsfase van de Nota Ruimte die nu van start gaat. Voor die uitvoering zijn in zijn de bestuurscentra ingewikkelde coördinatieafspraken gemaakt. Ter illustratie het volgende citaat over stedelijke netwerken uit de Uitvoeringsagenda van de Nota Ruimte (70 pagina’s):

Op korte termijn kunnen –waar nodig en mogelijk – het rijk, provincies en samenwerkende gemeenten afspraken maken over de gecoördineerde inzet van rijksinstrumenten en de vroegtijdige afstemming van rijksinvesteringen op afspraken die door provincies en samenwerkende gemeenten zijn gemaakt binnen de nationale stedelijke netwerken. Deze afspraken treden niet in de plaats van de formele investeringskaders (zoals MIT, GDU/BDU, ISV/BLS, MJP/ILG), maar kunnen daarin neerslaan.’

Het gaat er niet om dat hier jargon staat, want dat is soms onvermijdelijk. Dit citaat is een illustratie van de complexiteit van de bestuurlijke en financiële relaties tussen de vele overheidslagen. De gemeente Rotterdam heeft bijvoorbeeld te maken met vier ministeries, de Regio Randstad, de Zuidvleugel van de Randstad en de Stadsregio Rotterdam. Naast de verticale coördinatie tussen al deze bestuurslagen, is er ook nog de horizontale tussen de beleidsvelden. Bij de grote investeringsbeslissingen in stedelijke ontwikkeling is het buzzwoord al enkele jaren ‘integraal’, dat wil zeggen dat bij elke ruimtelijke investering de aspecten van mobiliteit, woningaanbod, groen en water en economie moeten worden meegewogen. Elke aspect heeft zijn eigen rijksnota. Voor elk aspect heb je deskundigen en coördinatiegroepjes, investeringspotjes en prioriteitenlijstjes.

Vooral het belang van die lijstjes mag niet worden onderschat.

Elke overheidslaag hanteert zijn eigen prioriteitenschema’s en ordent zijn activiteiten op zijn eigen manier. De Zuidvleugel van de Randstad hanteert bij voorbeeld twee lijsten van investeringsprojecten (vóór en nà 2010). De minister van VROM, die namens het rijk alles in de Zuidvleugel moet coördineren, heeft weer haar eigen indeling in vier clusters gemaakt. Dat doet ze natuurlijk om het voor het kabinet een beetje overzichtelijk te houden. Het betekent wel dat andere bestuurders voortdurend goed moeten opletten dat ze niet van een lijstje verdwijnen. Coördineren van bestuurlijke afspraken betekent dus voor een heel groot deel: zorgen dat iedereen dezelfde lijstjes hanteert. Want elke bestuurslaag heeft zijn eigen verantwoordelijkheid en financieringsstromen. Alleen als iedereen zijn inspanningen op dezelfde projecten richt, komt er iets van de grond.

Iedereen gaat nu dus fris aan de slag met de vele uitvoeringsagenda’s op de beleidsterreinen van ruimte, mobiliteit, groen en bedrijventerreinen. Maar wie behoudt het overzicht? De ruimtelijk/bestuurlijke wereld is zo complex dat alleen een handjevol vrijgestelde ambtenaren het geheel kunnen volgen en proberen te beïnvloeden. Verantwoordelijkheden zijn sterk verdeeld. En, het belangrijkste: het beleid bestaat nauwelijks uit resultaatsverplichtingen maar slechts uit inspanningsverplichtingen. Dus ‘afrekenen’ is niet gemakkelijk.

In 2006 komen er nieuwe wethouders en in 2007 nieuwe gedeputeerden en een nieuw kabinet. Tegen die tijd is de Tweede Kamer het overzicht al lang kwijt. De lobby’s hebben dan weer vrij spel om het rijksbeleid ingrijpend te beïnvloeden. In plaats van contuïniteit en bestuurlijke zekerheid, wordt er weer gegoocheld met lijstjes en al snel klinkt de roep om een ‘actualisering’ van de Nota Ruimte. Het spel begint van voren af aan.

(Gepubliceerd namens Rutten Communicatie-advies in Cobouw, 1 februari 2005)

Share