Het Groene Hart, ons grootste nationale landschap, beschikt sinds november vorig jaar over een ‘kwaliteitsteam’. Gevraagd en ongevraagd geeft dit team adviezen over ruimtelijke ontwikkelingen. En die zijn niet mis. Vanaf het begin maakt het team duidelijk dat het zich geen knollen voor citroenen laat verkopen. Dit zijn geen adviezen die je voor kennisgeving aanneemt, integendeel: het is munitie voor de oppositie.
Het team is zwaar opgetuigd: het staat onder voorzitterschap van niemand minder dan de Rijksadviseur voor het Landschap, Yttje Feddes, en bestaat verder uit Pieter Jannink (stedenbouwkundige), Jan-Willem Bosch (landschapsarchitect), Sjef Jansen (bioloog) en Frits van der Schans (landbouweconoom). Op de website www.kwaliteitsatlas.nl/kwaliteitsteam presenteert het zich als ‘kritische, meedenkende bondgenoot’. Dat dit geen loze kreten zijn, weten ze inmiddels in de vier gemeenten die een advies hebben gekregen. Die adviezen zijn in keurig bestuurlijk jargon opgeschreven, maar de inhoud is niet mals. Het oordeel van het Kwaliteitsteam over de plannen voor herinrichting van enkele kleine bedrijventerreinen in Schelluinen komt neer op: broddelwerk dat geen rekening houdt met locatieomstandigheden.
In een andere gemeente, Nieuwkoop, wilde het gemeentebestuur een advies over een deel van zijn uitbreidingsplannen, maar het team zei al meteen: laat ons eerst het totaal van jullie plannen beoordelen. Daarna adviseerde het team om nog eens goed te kijken op welke plekken wel en niet woningen gebouwd zouden moeten worden. Als de gemeente Nieuwkoop zich aan haar eigen criteria zou houden, zou ze tot een andere invulling moeten komen, menen Feddes c.s.
De gemeente Montfoort maakt het helemaal bont met haar dorpsvisie op Linschoten. De gemeente wil de rode contour overschrijden, waartegen de provincie Utrecht al bezwaar heeft aangetekend. De gemeente zegt dat zij het dorp Linschoten landschappelijk wil ‘afronden’ maar volgens het Kwaliteitsteam leiden de plannen die daarvoor zijn gemaakt, juist tot een inbreuk op het landschap. In de dorpsvisie ‘ontbreekt een goede landschappelijke analyse’. Het uitbreidingsplan ‘past niet bij de historisch gegroeide kern en de kwaliteiten van het gebied’. De beoogde nieuwe lintbebouwing ‘is een aantasting van het copelandschap’.
Bij de uitbreiding van het skicentrum in Zoetermeer met een nieuwe overdekte helling roept het team de provincie Zuid-Holland op om de regie over dit proces te nemen. Opmerkelijk is dat het team, in tegenstelling tot sommige landschapsbeschermers, geen enkele moeite heeft met een grote, veertig meter hoge skibaan aan de rand van het Groene Hart. Het kwaliteitsteam vindt de inbreuk op de horizon ‘onvermijdelijk’, want dat soort dingen staan nu eenmaal aan de rand van een stedelijk gebied en zullen dus vanuit de polder zichtbaar zijn. Bouw er maar een mooi, hoog uitzichtpunt over het Groene Hart in, suggereert het Kwaliteitsteam.
De conclusie na de eerste vier adviezen van team-Feddes kan luiden: het maakt zijn ambities vooralsnog waar, want het wil duidelijk zijn stem laten horen en is niet bang een heel kritisch oordeel te geven. Bovendien stelt het zich niet passief, maar juist alert op.
Nu maar hopen dat de kritische instelling de andere Groene Hartgemeenten niet zal afschrikken om adviezen te vragen. Het inschakelen van het Kwaliteitsteam kan een aardig instrument zijn in handen van groepen die de ruimtelijke ontwikkelingen in hun gemeente kritisch volgen: ‘Meneer/mevrouw de wethouder, wat dacht u ervan als we het Kwaliteitsteam Groene Hart eens zouden vragen om uw plannen te beoordelen?’ Daar kan heel wat moois uit ontstaan. Het kost een gemeente bovendien ook niets – want de Stuurgroep Groene Hart betaalt het team – en elke landschappelijke winst is meegenomen.
(Gepubliceerd op www.ruimtevolk.nl, augustus 2010)