door Pieter Maessen
Het is boeiend om Geert Maks Hoe God verdween uit Jorwerd nog eens te lezen en meteen daarna Het landschap, de mensen van Auke van de Woud. Mij is uit dit laatste boek vooral bijgebleven dat economische krachten de belangrijkste aanjagers zijn geweest van veranderingen in het landschap. De Nederlandse overheid had al vroeg in de negentiende eeuw begrepen dat ons land een belangrijke voedselexporteur kon worden als de landbouw en de veehouderij efficiënt zouden worden georganiseerd. Van der Woud geeft zijn boek als motto een citaat mee uit De Economist uit 1855: ‘Wat is landbouw? Een groote voedsel-fabriek.’
Die doelmatigheid en de exportkansen wogen voor de overheid zwaarder dan de zorg om het inkomen van kleine boeren. Er kwamen van bovenaf geregisseerde programma’s voor inpoldering, ontginnen van woeste gronden, ruilverkaveling, schaalvergroting, intensivering en focus op efficiënte gewassen en hoogproductieve rassen van koeien en varkens. Van der Woud maakt duidelijk dat de Nederlandse overheid daarin een heel grote, sturende rol heeft gespeeld, meer dan in welke andere sector behalve, denk ik, de mijnbouw (kolen, gas). Geert Mak vertelde ons hoe God verdween uit Jorwerd doordat de landbouw een steeds kleinere rol ging spelen in dat dorp. Van der Woud laat goed zien dat God niet zomaar is verdwenen uit Jorwerd, maar dat hij eruit is verjaagd door economische krachten. Die hebben ons veel welvaart gebracht en een einde gemaakt aan het miezerige bestaan van honderdduizenden keuterboeren. Maar zij hebben ook ons landschap en onze natuur bijna onherstelbaar verwoest. De rijksoverheid komt nu heel langzaam op haar schreden terug met plannen voor kringlooplandbouw, biodiversiteitsherstel en een bossenstrategie. Maar ik ben bang dat we de rijke natuur van Jac. P. Thijsse nooit meer terug zullen zien komen.
Deze bijdrage verscheen als ingezonden brief in De Groene Amsterdammer van 10 december 2020