mrt 192012
 

Het recente voorstel van minister De Graaf om het burgemeesterschap verkiesbaar te stellen, vertoont kenmerken van haastwerk. Dit is echter geen reden het plan naar de prullenbak te verwijzen, want het biedt de kiezer wel degelijk de mogelijkheid om mee te sturen bij de samenstelling van het bestuur. 

De notitie van minister Thom de Graaf over de gekozen burgemeester ademt sterk de sfeer van een opportunistisch voorstel dat snel moet worden uitgevoerd om het momentum van D66 in dit kabinet niet verloren te laten gaan. Dat wil echter niet zeggen dat het volstrekt onwerkbaar is. Het biedt de kiezer de mogelijkheid genuanceerd mee te sturen bij de samenstelling van zijn gemeentebestuur. Laten we eens naar de meest waarschijnlijke wijze van toepassing kijken.

Wanneer de gecombineerde raads- en burgemeestersverkiezingen er aan komen, zullen de lokale politieke partijen eerst een aantal burgemeesterskandidaten naar voren schuiven. Bijna altijd zal een voorronde nodig zijn om het aantal kandidaten te verminderen tot twee, zodat één van hen bij de beslissende verkiezingen de absolute meerderheid haalt.

Die voorronde zal zo’n vier weken vóór de ‘grote’ verkiezingen plaatsvinden en levert dus twee burgemeesterskandidaten van twee verschillende partijen op. Die kandidaten zullen een programma hebben en zij zullen een voorkeur uitspreken voor partijen met wie ze dat programma willen uitvoeren. Misschien schuiven ze zelfs al kandidaat-wethouders naar voren, want het is de burgemeester die feitelijk de wethouders gaat selecteren.

Zodoende gaat het op de verkiezingsdag feitelijk om twee alternatieve coalities tussen de twee grootste rivaliserende groeperingen binnen een gemeente. Die coalities kunnen elkaar trouwens overlappen. Er kan een PvdA-kandidaat zijn die een programma nastreeft met Groen Links en het CDA. Daarnaast kan er een VVD-kandidaat zijn die eveneens aanstuurt op een programma met het CDA.

De burger heeft op de grote verkiezingsdag twee stemmen en kan daarmee relatief veel invloed uitoefenen. Hij / zij stemt op een burgemeesterskandidaat maar óók op één van de partijen in de gemeenteraad. Die laatste stem beïnvloedt de kracht waarmee die partij met de burgemeester over de samenstelling van het college en het bestuursprogramma kan onderhandelen. Een kiezer kan bijvoorbeeld zijn stem aan de PvdA-burgemeester geven en die stem nuanceren door voor de gemeenteraad op Groen Links te stemmen. Dit is voor de kiezer een flinke verbetering vergeleken bij de huidige situatie.

Conflictbeslechting

Minister De Graaf geeft in zijn notitie geen oplossing voor de situatie waarbij een hardnekkig politiek conflict is ontstaan tussen de gemeenteraad en de burgemeester. Dat is een probleem omdat zowel de raad als de burgemeester rechtstreeks door de burgers is gekozen. Het stelsel maakt het daarom terecht niet mogelijk dat de een de ander naar huis kan sturen.

De raad kan de burgemeester dus niet afzetten. Maar daarmee is hij niet machteloos. De gemeenteraad kan wel het vertrouwen opzeggen in de wethouders die feitelijk het uitvoerende werk voor de burgemeester doen. In de praktijk zal dat heenzenden van de wethouders heel effectief kunnen zijn. De raad kan namelijk weigeren nieuwe wethouders te benoemen totdat de burgemeester zelf zijn ontslag heeft aangeboden. Een burgemeester zonder wethouders is feitelijk machteloos en staat voor paal. Hij kan niet anders dan zijn ontslag aanbieden.

In dat soort situaties zouden tussentijdse burgemeestersverkiezingen mogelijk moeten zijn. Als de burgemeester denkt dat hij bij de burgers toch sterker staat dan de raad, kan hij zich opnieuw kandidaat stellen en een mandaat van de burgers vragen. De burger krijgt daarmee de kans in het ontstane conflict te kiezen voor de burgemeester of voor de raad.

Voorzitter

Dan is er in het model-De Graaf nog het probleem dat de burgemeester tegelijk hoofd van de uitvoerende macht is én voorzitter van de gemeenteraad. De minister bagatelliseert dat probleem omdat hij het niet snel kan oplossen. Het vergt immers een wijziging van de grondwet. Toch is het evident dat in de toekomst de gemeenteraad een andere voorzitter zal moeten hebben dan de burgemeester. Zolang de grondwet niet gewijzigd is, moeten we het maar doen met de armoedeoplossing van De Graaf en het voorzitterschap van de burgemeester accepteren. Maar de minister moet er snel werk van maken om ook op dit punt de machtenscheiding tussen gemeenteraad en burgemeester te voltooien.

(Gepubliceerd in de Haagsche Courant, 4 oktober 2003)

Share
mrt 192012
 

Gepubliceerd in Het Financieele Dagblad, 5 augustus 2003

Het regeerakkoord van kabinet-Balkenende II beloofde één samenhangende aanpak voor de vraagstukken van ruimtegebruik en mobiliteit. Twee maanden na de beëdiging van het kabinet is deze doorbraak alweer gesneuveld. Tenzij er alsnog een projectdirectie komt.

Er is geen land in Europa waar ruimtegebruik en mobiliteit zo nauw met elkaar verbonden zijn als Nederland. Op rijksniveau gaat geweldig veel politieke en ambtelijke aandacht naar die vraagstukken uit. De laatste jaren zijn vijf aparte nota’s over over ruimtegebruik verschenen: van de ministeries van Verkeer Waterstaat, van VROM, van Landbouw, van Defensie en van Economische Zaken.

Met de mond belijden de politici al jaren dat voor dit kleine, dichtbevolkte land één samenhangende aanpak van de ruimtelijke vraagstukken nodig is. Er is dan ook ontzettend veel overleg gevoerd met alle belanghebbenden van maatschappelijke sectoren, gemeenten en provincies. Absolute hoogtepunten daarin waren de bijeenkomsten van het zogenoemde ‘groene polderoverleg’ onder Paars 2. Het halve kabinet probeerde in een paar uur een vruchtbaar overleg over ruimtelijke ordening te hebben met meer dan twintig maatschappelijke organisaties en hun topmensen, van de ANWB tot de politieke jongerenorganisaties en van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten tot MKB Nederland. Terwijl iedereen zijn riedeltje afdraaide, werd de schijn opgehouden van ‘geïntegreerd beleid’. Meteen na afloop vervolgde elke maatschappelijke groep weer zijn eigen lobbytraject bij het meest bevriende ministerie en zo sleepte de loopgravenoorlog tussen ministeries en maatschappelijke sectoren zich voort.

In de praktijk ging het de laatste jaren vooral om drie documenten: ten eerste het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) van Verkeer en Waterstaat; ten tweede de Nota Ruimtelijke Ordening van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) en ter derde het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Onderschat het opstellen van deze documenten niet! Het zijn prestigeprojecten van de ministers en van hun ambtelijke diensten. Wanneer ze na jarenlange voorbereidingen en eindeloos veel overleg zijn voltooid, worden ze, compleet met aparte films, brochures en feestelijke bijeenkomsten ten doop gehouden alsof het land op het nippertje van de ondergang is gered. Elk ministerie hecht zoveel waarde aan deze traditionele projecten dat zij volstrekt ongeschikt zijn om belangentegenstellingen te overwinnen en nieuwe wegen in te slaan. Vandaar dat de afspraak van het jongste regeerakkoord om toch met één nota te komen, zo belangrijk is.

Minister Peijs (CDA) van Verkeer en Waterstaat heeft deze uitspraak nu onderuit gehaald. Haar woordvoerster bevestigt dat er ‘een apart NVVP komt’ en voegt er – voor de lieve vrede – aan toe dat ‘dat er wel overleg zal plaatsvinden over het integreren van enkele onderdelen’.

Hoe reageert VROM daarop? De woordvoerster van minister Dekker (VVD) stelt eerst tevreden vast dat onder Balkenende I al was besloten om het Structuurschema Groene Ruimte (van LNV) te laten opgaan in de Nota Ruimte. Ze vervolgt met: ‘Wat het mobiliteitsbeleid betreft zetten wij in op integratie van het NVVP in de nota Ruimte zoals in het regeerakkoord staat’. Met andere woorden: we hebben kennis genomen van de uitspraken van minister Peijs maar we geven ons nog niet gewonnen. Tot zover de eenheid van het kabinetsbeleid en de waarde van het regeerakkoord.

Achter de uitspraken van minister Peijs gaat de vrees van Verkeer en Waterstaat schuil dat VROM de nieuwe Nota Ruimte mag gaan maken en dat V en W slechts op de achterhand zal zitten. Als het zo wordt georganiseerd, is die vrees terecht. Het ministerie dat de eerste verantwoordelijkheid voor een dergelijke nota heeft, zal er zoveel mogelijk van zijn eigen ideeën in stoppen. De andere ministeries moeten proberen tijdens onderhandelingen, door lobby’s en door blokkades de schade beperkt te houden. Ook dààrom wil elk ministerie zijn eigen nota. Alleen dan kun je laten zien dat je ergens voor stààt.

Zou het ook anders kunnen? Ja, gemakkelijk. Het kabinet kan één projectdirectie in het leven roepen voor het opstellen van een nota ‘Ruimte en Mobiliteit’ (of ‘Mobiliteit en Ruimte’, daarover valt te onderhandelen). Om niemand tegen het hoofd te stoten krijgt die directie zijn kantoorruimte halverwege de belangrijkste rivaliserende ministeries, dus ongeveer ter hoogte van de poffertjeskraam op het Malieveld in Den Haag.

Het kabinet legt aan de ambtenaren een lijstje problemen voor op het gebied van ruimte en mobiliteit waarvoor de projectdirectie met oplossingen moet komen. De directie praat natuurlijk met de betrokken ministeries, maar kan haar eigen lijn trekken. Zij schrijft één gezamenlijke nota voor de ministers van VROM en VenW. Dat vereist natuurlijk wel een stevige directeur die één visie op ruimte en mobiliteit ontwikkelt en die de betrokken ministers daarachter kan krijgen. (In de jaren ’90 hebben VROM en LNV goede ervaringen opgedaan met een dergelijke projectdirectie toen het mestbeleid hopeloos was vastgelopen.)

De verschansing van minister Peijs achter haar ‘eigen’ NVVP voorspelt niet veel goeds voor de vernieuwingskracht van dit kabinet. Ze trekt zich terug op haar eigen bastion. Hopelijk is ze wel zo sportief om later niet de schuld aan ‘de ambtenaren’ te geven wanneer blijkt dat alles weer traditioneel verloopt en wanneer van de afslanking van het rijksapparaat en het verminderen van polderoverleg weer niets is terechtgekomen.

 

Share
jun 262010
 

Cover Grevelingenkrant 2013Al enkele jaren werkt het Natuur- en Recreatieschap de Grevelingen systematisch aan het dynamiseren van dit prachtige stuk Nederland. Met veel vasthoudendheid en creativiteit heeft het schap de Grevelingen op de Haagse agenda gekregen en worden momenteel in hoog tempo nieuwe projecten gerealiseerd. De verantwoordelijke manager, Siemco Louwerse van Groenservice Zuid-Holland, vroeg me een krant hierover te maken. Deze is eind juni verschenen en in een oplage van 40.000 verspreid op Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland.

Ik ben onder de indruk van de veelheid aan projecten die tot stand kan komen als je de Europese subsidiebronnen weet aan te boren en goed overleg weet te voeren met gemeentebestuurders en ondernemers. Mannen en vrouwen als Lodewijk Vormer, Marieke de Gast, Jeroen van de Merwe, Hugo Vreugdenhil, Lennert Langerak en Hans le Pair weten dat voor elkaar te krijgen. Bekijk de  Grevelingenkrant 2013 en verbaas je over de stortvloed aan projecten.

Share
mei 122010
 

Het Plein in de sneeuwEind maart 2013 verschijnt bij NAi010-Uitgevers mijn boek De poldermetropool. Wat iedereen moet weten over de Randstad.

Al zestig jaar praten bestuurders en planologen over de Randstad. Iedereen heeft een beeld bij dat begrip, maar nu pas verschijnt met De Poldermetropool het eerste publieksboek waarin wordt beschreven hoe dit kerngebied van Nederland in elkaar zit, wat het betekent voor Nederlanders en voor onze economie. Met deze metropool heeft Nederland goud in handen, maar we doen er te weinig mee.

Buitenlandse onderzoekers stellen telkens weer vast dat de Randstad in de hiërarchie van metropolen een prominente plaats inneemt. Recent Duits onderzoek plaats de Hollandse metropool op plaats drie in Europa: één is Londen, twee Parijs, drie is de Randstad. De Duitse onderzoekers scoorden deze regio’s op vijf factoren: politiek-bestuurlijk, economisch, wetenschappelijk, transport en cultuur.

Actueel

Metropoolvorming is hoogst actueel: het kabinet komt dit voorjaar met het wetsvoorstel om Noord-Holland, Utrecht en Flevoland te laten fuseren tot een provincie ‘Randstad-Noord’. In Zuid-Holland zijn 24 gemeenten bezig met de oprichting van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

Metropoolvorming is onvermijdelijk, want op de hele wereld concentreert de economische ontwikkeling zich in grootstedelijke gebieden. In Nederland is dat niet anders. Terwijl in andere delen van het land de krimp toeslaat, verwacht het CBS dat de bevolking van de Randstad tot 2025 met 700.000 mensen blijft groeien.

Gouden Eeuw

In De Poldermetropool beschrijf ik hoe de Randstad de voortzetting is van het gewest Holland uit de Gouden Eeuw. Ik laat zien hoe de Nederlandse politiek tot voor kort heeft proberen te voorkomen dat er in het Westen grote steden zouden ontstaan. Ik belicht hoe de economie en het verkeerssysteem van de Randstad in elkaar zitten en hoe belangrijk de afwisseling van steden en groene gebieden is.

Voor veel Nederlanders is de Randstad bovendien een emancipatiemachine: na hun middelbare school studeren en werken zij er een paar jaar en ze ontplooien zich tot wereldwijze burgers, waarna zij hun leven en loopbaan voortzetten in een van de andere delen van Nederland.

Ook leg ik de bestuurlijke processen bloot die de ontwikkeling van de Randstad voortstuwen. Een gebrek aan centraal bestuur en een provinciale mentaliteit maken het moeilijk de heftige concurrentie van andere Europese steden het hoofd te bieden.

 

Share